ECLI:NL:HR:2022:1037

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
21/05233
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in een jeugdzaak betreffende machtiging tot uithuisplaatsing en motiveringsklachten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de moeder van een kind. De moeder verzocht om cassatie tegen de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 september 2021, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing was verleend. De moeder was van mening dat de eindbeschikking van het hof onterecht was en heeft haar bezwaren, waaronder motiveringsklachten en betwisting van de zienswijze van deskundigen, naar voren gebracht. De advocaat-generaal M.L.C.C. Lückers heeft in zijn conclusie geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten van de moeder beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet gegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de moeder verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/05233
Datum8 juli 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: de moeder,
advocaat: A.H. Vermeulen,
tegen
1. STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,
kantoorhoudende te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de GI,
niet verschenen,
2. [de vader],
3. [de pleegouders],
BELANGHEBBENDEN in cassatie,
hierna: de vader en de pleegouders,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak C/16/496499 / JE RK 20-205 van de rechtbank Midden-Nederland van 27 februari 2020;
de beschikkingen in de zaak 200.279.217 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 juli 2020, 24 november 2020 en 21 september 2021.
De moeder heeft tegen de beschikking van het hof van 21 september 2021 (hierna: de eindbeschikking) beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De GI, de vader en de pleegouders hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de moeder heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de eindbeschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, S.J. Schaafsma en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
8 juli 2022.