ECLI:NL:HR:2021:975

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
21/00755
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingediend door J.G.L. van der Aa te Den Dungen. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 december 2020, met nummer 19/00654. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroep in cassatie was ingesteld namens een partij aangeduid als [X] te [Z]. De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen waaruit blijkt dat hij gemachtigd was om het beroepschrift in te dienen, of een verklaring van degene namens wie hij het beroep had ingesteld dat deze daarmee instemde. Dit verzoek is op 25 februari 2021 per aangetekende brief verzonden en volgens Track&Trace van PostNL is deze brief afgeleverd op het opgegeven adres van de indiener. Echter, de indiener heeft geen ondertekende machtiging of verklaring overgelegd. Hierdoor concludeert de Hoge Raad dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen. Op basis van deze overwegingen heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/00755
Datum18 juni 2021
ARREST
op het door J.G.L. van der Aa te Den Dungen ingediende beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 december 2020, nr. 19/00654.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] te [Z].
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift daarop (onder meer) verzocht binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen waaruit blijkt dat hij is gemachtigd om het beroepschrift in cassatie in te dienen, dan wel een verklaring van degene namens wie hij beroep in cassatie heeft ingesteld dat deze daarmee instemt. Dat verzoek is bij aangetekende brief van 25 februari 2021 aan de indiener van het beroepschrift verzonden. Volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is die brief afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres. De indiener van het beroepschrift heeft geen ondertekende machtiging of verklaring overgelegd. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift daartoe niet bevoegd was, en zal de Hoge Raad het beroep in cassatie op die grond niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding in een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2021.