In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat N.C. van Steijn, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verweerster, vertegenwoordigd door haar advocaat M.E. Bruning, heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is verder toegelicht door de advocaten van beide partijen, waarbij ook B. Sujecki voor de verweerster aanwezig was. De Advocaat-Generaal P. Vlas heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van de eisers schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft het procesverloop in feitelijke instanties in acht genomen, verwijzend naar eerdere vonnissen en arresten, waaronder een vonnis van de rechtbank Gelderland en een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 415,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Het arrest is uitgesproken op 18 juni 2021 door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, F.R. Salomons en M.J. Kroeze.