ECLI:NL:HR:2021:960

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
20/01468
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de uitleg van een exploitatieovereenkomst en verjaring van vordering

In deze zaak heeft de Gemeente Lansingerland, vertegenwoordigd door advocaat C.S.G. Janssens, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De Gemeente betwist de uitkomst van het hof, dat betrekking heeft op de uitleg van een exploitatieovereenkomst en de vraag of een vordering is verjaard op basis van artikel 3:307 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De verweerster in deze zaak, een B.V., heeft een verweerschrift ingediend en werd vertegenwoordigd door advocaten J.W.H. van Wijk en J.W. de Jong. De Hoge Raad heeft de klachten van de Gemeente beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en de Gemeente veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 6.971,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/01468
Datum18 juni 2021
ARREST
In de zaak van
GEMEENTE LANSINGERLAND,
zetelende te Berkel en Rodenrijs,
EISERES tot cassatie,
hierna: de Gemeente,
advocaat: C.S.G. Janssens,
tegen
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster],
advocaten: J.W.H. van Wijk en J.W. de Jong.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/10/529613 / HA ZA 17-616 van de rechtbank Rotterdam van 3 oktober 2018;
het arrest in de zaak 200.252.649/01 van het gerechtshof Den Haag van 28 januari 2020.
De Gemeente heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de Gemeente heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 6.971,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien de Gemeente deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H. Sieburgh, als voorzitter, H.M. Wattendorff en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
18 juni 2021.