Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
1.Het geding
2.Feiten
De voorzieningen (…) worden aangelegd binnen een periode van een jaar na het van kracht worden van de exploitatieovereenkomst. De exploitatieovereenkomst tussen gemeente en exploitant wordt niet eerder van kracht dan nadat ook de exploitatieovereenkomst tussen de gemeente en Anthura b.v. en tussen de gemeente en [betrokkene] Tuinbouw Exploitatie B.V. is getekend.”
De exploitant verplicht zich om het in artikel 4 genoemde bedrag (hof: € 638.879) aan de gemeente te betalen (…) binnen 1 maand na rechtsgeldige toezending van de factuur door de gemeente. Deze factuur kan eerst rechtsgeldig worden toegezonden na het van kracht worden van de overeenkomst en het transport van de gronden aan de gemeente als bedoeld onder B.”
De ondertekende aankoop- en exploitatieovereenkomst hebben wij in goede orde ontvangen. Inmiddels heeft het college op 1 december 2006 de met u gesloten overeenkomst bekrachtigd, zodat het in artikel 1 opgenomen voorbehoud op dit punt vervalt. Tevens hebben de betrokken derde partijen hun overeenkomsten getekend met als gevolg dat de exploitatieovereenkomst van kracht is (artikel 3 van de overeenkomst).”
3.De vordering en beslissing in eerste aanleg
4.Het geschil in hoger beroep
5.Beoordeling in hoger beroep
kan” bepaling in artikel 5. De Gemeente heeft op het meest reële moment gebruik gemaakt van deze bevoegdheid, namelijk na beëindiging van het project, zo is haar standpunt samen te vatten.
kan” formulering in artikel 5 (“
Deze factuur kan eerst rechtsgeldig worden toegezonden”)een verbintenis onder tijdsbepaling zijn aangegaan en daarmee de opeisbaarheid afhankelijk hebben gesteld van het door de Gemeente te kiezen moment van verzending van de factuur. Bij de uitleg van deze woorden wijst het hof erop dat niet is gesteld of gebleken dat over de betekenis daarvan tijdens de onderhandelingen tussen partijen is gesproken; tijdens het pleidooi in hoger beroep is van de zijde van de Gemeente bevestigd dat deze tekst geen onderwerp van bespreking is geweest. Dit gegeven brengt mee dat aan de bewoordingen bij de uitleg daarvan groot gewicht mag worden toegekend. Het hof constateert dat de enige wezenlijke verandering in de definitieve versie is gelegen in de opname van de twee voorwaarden. In het licht hiervan ligt het, zonder deugdelijke toelichting die ontbreekt, niet voor de hand dat partijen aan het moment van verzending van de factuur – waarover juist niet is gesproken – een beslissende betekenis hebben willen toekennen voor de bepaling van de opeisbaarheid van de vordering. Dit geldt temeer nu in de eerste versie van artikel 5 geen “
kan” formulering is gebruikt. In die versie is bepaald dat [appellant] zich verplicht de bijdrage te voldoen binnen een maand na toezending door de Gemeente. Dat partijen met de gewijzigde formulering in de definitieve versie een andere betekenis hebben beoogd, is niet gesteld of gebleken. Het door de Gemeente aangevoerde feit dat het alleen maar voordelig is geweest voor Anthura dat de factuur pas na de afronding van het project is verzonden, leidt niet tot een andere uitleg.
opnieuw rechtdoende:
- wijst de vordering van de Gemeente af;
- veroordeelt de Gemeente tot terugbetaling aan [appellant] van al hetgeen [appellant] heeft voldaan uit hoofde van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, een en ander vanaf 23 oktober 2018;
- veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellant] tot op 3 oktober 2018 begroot op € 3.894 aan verschotten en € 3.414 (2 punten x tarief € 1.707) aan salaris advocaat;
- veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot op heden begroot op € 5.480,01 aan verschotten (€ 5.382 aan griffierecht en € 98,01 aan explootkosten) en € 9.483 (3 punten x tarief € 3.161) aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.