ECLI:NL:HR:2021:920
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens overschrijding van de beroepstermijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, [X] te [Z], Marokko, tegen de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 september 2020, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam werd behandeld. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep in cassatie ontvankelijk was.
Belanghebbende had geen domicilieadres in Nederland gekozen, wat complicaties met zich meebracht voor de termijn van indiening van het beroepschrift. De griffier van de Centrale Raad van Beroep had op 3 september 2020 een afschrift van de uitspraak naar de partijen verzonden. Het beroepschrift in cassatie werd pas op 26 oktober 2020 bij de Hoge Raad ingediend, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken viel, die eindigde op 15 oktober 2020.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend en dat belanghebbende niet heeft gereageerd op de gelegenheid die hem was geboden om de overschrijding van de termijn te verklaren. De brief van belanghebbende, die op 29 december 2020 bij de Hoge Raad binnenkwam, werd als te laat ingekomen beschouwd. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard en geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.