ECLI:NL:HR:2021:92
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen beschikking tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de aansprakelijkstelling van de belanghebbende voor de nageheven loonbelasting en omzetbelasting van [A] B.V. over de periode van 8 september 2008 tot en met 30 november 2008. De Hoge Raad heeft eerder in deze kwestie al meerdere uitspraken gedaan, waarbij eerdere beslissingen van lagere gerechten zijn vernietigd en de zaken zijn terugverwezen voor verdere behandeling.
De Staatssecretaris heeft in cassatie een middel voorgesteld, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1.068 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is er een griffierecht geheven van € 532. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren.