ECLI:NL:HR:2021:918
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de belanghebbenden [X1] en [X2] tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 augustus 2020. De belanghebbenden, vertegenwoordigd door K.U.J. Hopman, hebben hoger beroep ingesteld tegen besluiten van de Sociale verzekeringsbank die betrekking hebben op de Algemene Ouderdomswet. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en vastgesteld dat de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep niet kunnen slagen. Op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren zonder verdere motivering. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in stand blijft. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is openbaar uitgesproken op 11 juni 2021 door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.