ECLI:NL:HR:2021:905
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door H. ten Kortenaar, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 29 september 2020. Het Gerechtshof had eerder uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Rechtbank 's-Gravenhage, die betrekking had op navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2012 en 2013. De belanghebbende had klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad motiveerde niet verder waarom het oordeel zo was, aangezien de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad besloot ook dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond.