Uitspraak
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
11 juni 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot cassatie van betrokkene, die een zorgmachtiging had aangevraagd. De rechtbank Limburg had op 12 oktober 2020 een zorgmachtiging verleend voor de duur van drie maanden, maar betrokkene was niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De rechtbank had vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen, ondanks pogingen van haar advocaat en hulpverleners om contact met haar te krijgen. Betrokkene stelde dat zij niet behoorlijk was opgeroepen voor de mondelinge behandeling, omdat de oproep niet aangetekend was verstuurd. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet met voldoende zekerheid kon vaststellen dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen, aangezien de oproeping niet per aangetekende post was verzonden en er onduidelijkheid bestond over de informatie die aan betrokkene was verstrekt. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank Limburg en wees de zaak terug voor verdere behandeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van een behoorlijke rechtspleging en de onderzoeksplicht van de rechter naar de bereidheid van de betrokkene om te worden gehoord.