ECLI:NL:HR:2021:798
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen (hierna: het College) beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 augustus 2020. Het hoger beroep was ingesteld door de heffingsambtenaar tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, waarin een verzoek van belanghebbende om een veroordeling in de proceskosten werd behandeld. Belanghebbende, vertegenwoordigd door M. Lagas, heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is toegelicht door J.H. van Gelderen, advocaat te Den Haag, namens het College.
De Hoge Raad heeft het middel dat door het College is voorgesteld beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling was dat het middel niet kon leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard en het College veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 1.068. Tevens is er een griffierecht van € 532 geheven van het College. Dit arrest is uitgesproken op 28 mei 2021 door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.