ECLI:NL:HR:2021:796
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam over kosten van vervolging door Waterschap
In deze zaak heeft [X] B.V., vertegenwoordigd door H.M. van Vliet, beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 13 augustus 2020, nr. 18/00343. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. AMS 17/4767) die betrekking had op kosten van vervolging die aan belanghebbende in rekening waren gebracht door het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Het Waterschap, vertegenwoordigd door G.M. van den Top, heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoord wordt gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 28 mei 2021.