ECLI:NL:HR:2021:713
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake naheffingsaanslag kansspelbelasting
In deze zaak heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door P. Le Heux, beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 juli 2020, nr. 19/00462. Dit hoger beroep was ingesteld door de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 16/3179) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de kansspelbelasting over het tijdvak van 1 september 2009 tot en met 31 december 2012. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft de door belanghebbende voorgestelde middelen beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling was dat de middelen niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in dit geval geen motivering hoeven geven voor zijn oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, en is in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2021.