ECLI:NL:HR:2021:664
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake erfgenamen en belastingaanslag
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat is ingesteld door J.A. Klaver, als gemachtigde van de erfgenamen van [A]. De zaak betreft een belastingaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2015, opgelegd aan [A]. De Rechtbank Noord-Holland had eerder op 7 augustus 2020 uitspraak gedaan op het verzet van de belanghebbenden tegen een eerdere uitspraak van 27 januari 2020. De Hoge Raad heeft de indiener van het beroep in cassatie verzocht om binnen vier weken een verklaring van erfrecht of een verklaring van de executeur-testamentair over te leggen, om te bevestigen dat de gemachtigde namens alle erfgenamen optreedt. Dit verzoek is gedaan via een bericht op het webportaal van de Hoge Raad op 1 december 2020. De indiener heeft echter geen verklaring van erfrecht of een verklaring van de executeur-testamentair overgelegd. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de gemachtigde namens alle erfgenamen van de erflater optreedt. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie op grond van artikel 26a AWR niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is uitgesproken op 23 april 2021 door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.