ECLI:NL:HR:2021:664

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
20/03185
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake erfgenamen en belastingaanslag

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat is ingesteld door J.A. Klaver, als gemachtigde van de erfgenamen van [A]. De zaak betreft een belastingaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2015, opgelegd aan [A]. De Rechtbank Noord-Holland had eerder op 7 augustus 2020 uitspraak gedaan op het verzet van de belanghebbenden tegen een eerdere uitspraak van 27 januari 2020. De Hoge Raad heeft de indiener van het beroep in cassatie verzocht om binnen vier weken een verklaring van erfrecht of een verklaring van de executeur-testamentair over te leggen, om te bevestigen dat de gemachtigde namens alle erfgenamen optreedt. Dit verzoek is gedaan via een bericht op het webportaal van de Hoge Raad op 1 december 2020. De indiener heeft echter geen verklaring van erfrecht of een verklaring van de executeur-testamentair overgelegd. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de gemachtigde namens alle erfgenamen van de erflater optreedt. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie op grond van artikel 26a AWR niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is uitgesproken op 23 april 2021 door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/03185
Datum23 april 2021
ARREST
in de zaak van
de ERGENAMEN VAN [A], gewoond hebbende te [Z], (hierna: belanghebbenden), vertegenwoordigd door J.A. Klaver,
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN, vertegenwoordigd door [P],
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 7 augustus 2020, nr. HAA 19/5428 V, op het verzet van belanghebbenden tegen de uitspraak van de Rechtbank van 27 januari 2020 betreffende de aan [A] voor het jaar 2015 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld door J.A. Klaver (Werkkollektief Hoorn) als gemachtigde van de erfgenamen van [A]. De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroep in cassatie daarop verzocht om binnen vier weken onder meer een verklaring van erfrecht over te leggen, of – in het geval een executeur–testamentair is aangesteld – een verklaring van de executeur-testamentair waaruit blijkt wat de wens is van alle erfgenamen ten aanzien van de onderhavige procedure. Dat verzoek is aan de indiener van het beroepschrift gedaan via een op 1 december 2020 in het webportaal van de Hoge Raad geplaatst bericht.
De indiener van het beroepschrift heeft geen verklaring van erfrecht overgelegd, noch een verklaring van een executeur-testamentair. Ook met hetgeen wel is overgelegd kan niet worden vastgesteld dat de gemachtigde namens alle erfgenamen van erflater optreedt. Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 26a AWR niet-ontvankelijk worden verklaard. [1]

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2021.

Voetnoten

1.vergl. HR 2 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1531.