ECLI:NL:HR:2021:662
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam over naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 27 oktober 2020, nr. 19/01722. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 19/686) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Dit oordeel is niet gemotiveerd, omdat het niet nodig is om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in deze kosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2021.