ECLI:NL:GHAMS:2020:3952

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
19/01722
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over naheffingsaanslag parkeerbelasting en de kenbaarheid van verschuldigdheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft bevestigd. De heffingsambtenaar van de gemeente Hoorn legde op 29 november 2018 een naheffingsaanslag op aan belanghebbende, omdat hij zonder geldig parkeerbewijs parkeerde aan de Korenmarkt te Hoorn. Na bezwaar van belanghebbende verklaarde de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarna belanghebbende in hoger beroep ging. Het Hof Amsterdam oordeelde dat de verschuldigdheid van parkeerbelasting op de Korenmarkt voldoende kenbaar was voor belanghebbende. De rechtbank had vastgesteld dat de parkeercontroleur geen geldig parkeerbewijs aantrof en dat de kraskaart, die alleen geldig is in vergunninghoudergebieden, niet gebruikt kon worden op een betaald parkeerplek. Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet voldoende onderzoek had gedaan naar de geldende parkeerregels en dat hij had moeten begrijpen dat hij parkeerbelasting verschuldigd was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 19/01722
27 oktober 2020
uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 28 november 2019 in de zaak met kenmerk HAA 19/686 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hoorn, de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, gedagtekend 29 november 2018.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar gedagtekend 4 januari 2019 het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
Bij uitspraak van 28 november 2019 heeft de rechtbank het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 17 december 2019 hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Op 31 juli 2020 en 21 augustus 2020 zijn nadere stukken ontvangen van belanghebbende. Op 14 augustus 2020 zijn nadere stukken ontvangen van de heffingsambtenaar. Deze stukken zijn over en weer aan partijen verstrekt.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“1. Op 29 november 2018 omstreeks 14.17 uur stond de op naam van eiser geregistreerde auto met kenteken [..-...-.] (hierna: de auto) geparkeerd aan de Korenmarkt te Hoorn.
2. Bij controle heeft de parkeercontroleur een zogenoemde parkeerkraskaart voor het vergunninghoudergebied Centrum (hierna: de kraskaart) in de auto aangetroffen.
3. De parkeercontroleur kwam tot de conclusie dat zich geen geldig parkeerbewijs in de auto bevond. Om die reden is de naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 63,65 (€ 1,65 aan parkeerbelasting en € 62 aan kosten in verband met het opleggen van de naheffingsaanslag).”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of de verschuldigdheid van parkeerbelasting op de locatie voor belanghebbende voldoende kenbaar was. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend; de heffingsambtenaar bevestigend.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het volgende overwogen:
“8. Ingevolge de Parkeerverordening 2018 (2) van de gemeente Hoorn (hierna: de verordening) wordt in de gemeente Hoorn belasting voor het parkeren van een voertuig geheven op plaatsen die door het college van burgemeester en wethouders zijn aangewezen. De parkeerbelasting wordt ingevolge deze verordening geheven bij wege van voldoening op aangifte en dient direct bij aanvang van het parkeren te worden betaald.
9. Nu de parkeerbelasting een gemeentelijke belasting is, betekent dit ook dat de regels voor het betaald parkeren per gemeente kunnen verschillen. Uit het Aanwijzings- en uitvoeringsbesluit Parkeren 2018 (2) van de gemeente Hoorn, welk besluit is gebaseerd op de verordening, volgt het volgende. Een kraskaart is een vergunning die door burgemeester en wethouders wordt verstrekt aan een bewoner van een vergunninghoudergebied ten behoeve van het parkeren door zijn/haar bezoekers (artikel 6 van de verordening). Deze kraskaart is echter niet geldig op betaald parkeerplekken. Dit blijkt uit artikel 5.4.4. onder d. van het Aanwijzings- en uitvoeringsbesluit 2018 (2) van de gemeente Hoorn. Een kraskaart wordt alleen verleend voor parkeren op een belanghebbendenplaats. Een belanghebbendenplaats is een parkeerplaats die van gemeentewege is gemarkeerd voor het parkeren door vergunninghouders.
10. Niet in geschil is dat bij de verstrekking van kraskaarten aan bewoners de informatiefolder ‘Parkeren in Hoorn Informatie voor inwoners met een parkeervergunning’ wordt meegegeven. In deze folder is vermeld dat een kraskaart niet geldig is op betaald parkeerplekken.
11. Voorts is niet in geschil dat de Korenmarkt, waar de op naam van eiser geregistreerde auto geparkeerd was, bedoeld en gemarkeerd is voor betaald parkeerplekken. Betaald parkeren met gebruik van een kraskaart is op de Korenmarkt derhalve niet geoorloofd.
12. De rechtbank overweegt als volgt. Een parkeerder dient voordat hij parkeert zich op de hoogte te stellen van de ter plekke geldende regeling. Het ligt op de weg van een parkeerder om te verifiëren dat voldoende parkeerbelasting is betaald voor de benodigde parkeertijd. De kraskaart is een vergunning die alleen geldig is indien deze volgens de voorschriften wordt gebruikt.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser door de kraskaart te gebruiken voor het parkeren op een betaald parkeerplek deze in strijd met de voorschriften gebruikt en kan deze dus niet geldig gebruikt worden op de plaats waar geparkeerd is. Hieruit volgt dat eiser geparkeerd heeft zonder dat hij op juiste wijze de verschuldigde parkeerbelasting heeft voldaan, zodat verweerder terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd.
14. De grief van eiser dat de voorwaarden voor gebruik van de kraskaart voor hem onvoldoende kenbaar waren stuit af op het feit dat een en ander kenbaar is gemaakt in de verordening en het Aanwijzings- en uitvoeringsbesluit 2018 (2) van de gemeente Hoorn en deze op de website van de gemeente en op www.overheid.nl te raadplegen zijn. Bovendien was de kraskaart bedoeld voor een gebruik in een vergunninghouder gebied, terwijl er geparkeerd is in een gebied voor betaald parkeren. Het ligt op de weg van eiser zich op de hoogte te stellen van de voorwaarden voor het gebruik van een kraskaart.
15. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het voor eiser voldoende duidelijk had kunnen zijn dat de parkeerplaats een plaats was waar parkeerbelasting verschuldigd was. Op de door eiser overgelegde foto’s is te zien dat in de directe omgeving van de locatie waar de auto geparkeerd stond parkeerborden en parkeerautomaten staan. Dat volgens eiser onvoldoende kenbaar was dat het vergunninghoudergebied was geëindigd, kan hem niet baten. Verweerder is niet verplicht om in iedere straat en op ieder terrein een bord neer te zetten. Voorts heeft eiser een onderzoeksplicht die inhoudt dat hij zich vooraf informeert (door een geschikte website te raadplegen) dan wel op de locatie moet uitstappen en (kort) rondlopen om na te gaan of parkeerbelasting betaald moet worden. Al met al is niet gebleken dat eiser voldoende onderzoek heeft gedaan naar de geldende regels over het betaald parkeren en is dus niet voldaan aan de onderzoeksplicht.
16. Uit het voorgaande volgt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.”

5.Beoordeling van het hoger beroep

5.1.
In hoger beroep voert belanghebbende aan dat “De vraag die in deze zaak centraal zou moeten staan is niet of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar meer specifiek, “Had ik ondanks de
incomplete bebordingter plekke (i.c. de afwezigheid van bord E09-ZE/Einde Vergunninghouder Zone) redelijkerwijs kunnen/moeten begrijpen dat mijn Vergunninghouder kraskaart niet meer geldig zou zijn aansluitend op de Korenmarkt”. Belanghebbende verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt onder meer naar het tweede lid van artikel 66 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, waarin het volgende is opgenomen:
“2. Indien boven een verkeersbord het woord «zone» is aangebracht zonder aanduiding van het gebied van de zone, geldt het verkeersbord in een gebied dat wordt begrensd door het verkeersbord en een of meer in samenhang met dat verkeersbord geplaatste borden waarmee het einde van de zone wordt aangeduid.”
Ook verwijst belanghebbende naar een uitspraak van rechtbank Haarlem van 7 november 2007 (ECLI:NL:RBHAA:2007:BB9616). Voorts heeft belanghebbende nog naar voren gebracht - zo begrijpt het Hof hem - dat met het gebruik van de kraskaart ook (afdoende) parkeerbelasting is voldaan.
5.2.
De heffingsambtenaar heeft betoogd dat het belanghebbende voldoende duidelijk kon zijn dat de plaats waar belanghebbende zijn auto parkeerde (Korenmarkt) een plaats was waar parkeerbelasting verschuldigd was. Ten aanzien van de bebording voert de heffingsambtenaar aan dat uit de bijgevoegde plattegrond en foto’s volgt dat de bebording duidelijk was. Hij stelt “[belanghebbende kwam aan in] de Wijdebrugsteeg, een gebied voor vergunninghoudersparkeren. Dit staat met een bord aangegeven aan het begin van de Wijdebrugsteeg. De Wijdebrugsteeg gaat aan het einde over in de Korenmarkt. Hier staat geen bord dat het gebied voor vergunninghouders van de Wijdebrugsteeg eindigt. Wel staat er bij de parkeerplaatsen aan de Korenmarkt bebording die ondubbelzinnig aangeeft dat dit betaald parkeerplaatsen zijn”. De heffingsambtenaar voegt daaraan toe dat de kraskaart alleen kan worden gebruikt voor parkeren in een vergunninghouder gebied terwijl er door belanghebbende is geparkeerd in een gebied voor betaald parkeren.
5.3.
Het Hof overweegt als volgt. De verplichting om parkeerbelasting te betalen voor het op een bepaalde plaats en een bepaalde tijd en gedurende een maximale tijdsduur parkeren van een voertuig dient kenbaar te zijn gemaakt op een zodanige wijze, dat omtrent de verschuldigdheid van parkeerbelasting voor dat parkeren redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan. Een parkeerder dient zich alvorens over te gaan tot parkeren op de hoogte te stellen van de plaatselijke voorschriften. Het niet naleven van deze voorschriften komt voor risico van de parkeerder.
5.4.
Naar het oordeel van het Hof kon over de verschuldigdheid van parkeerbelasting voor de door belanghebbende gebruikte parkeerplaats op de Korenmarkt redelijkerwijs (geobjectiveerde toets) geen misverstand bestaan. Uit de overgelegde plattegrond en foto’s valt op te maken dat in de directe omgeving van de locatie waar de auto geparkeerd stond parkeerborden en parkeerautomaten staan; hiermee heeft de heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat ter plaatse voldoende duidelijk was dat ter plaatse (Korenmarkt) voor het parkeren betaald dient te worden. Dat het volgens belanghebbende (subjectief) niet voldoende kenbaar was dat het vergunninghoudergebied was geëindigd (en hij dus mocht menen dat hij zich op de Korenmarkt nog bevond in het vergunninghoudergebied) wegens het ontbreken van een bord waarmee het einde van het gebied voor vergunninghouders aan de Wijdebrugsteeg wordt aangegeven, kan hem niet baten. Het (gestelde) ontbreken van officiële verkeersborden, waarmee belanghebbende kennelijk doelt op de in bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens opgenomen verkeerstekens, brengt aan voormeld oordeel geen wijziging, omdat dat Reglement geen regels bevat ter zake van de aanduiding van plaatsen waar kan worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting. Voorts heeft, zoals door de rechtbank terecht is overwogen, belanghebbende een eigen onderzoeksplicht. Dit betekent dat belanghebbende zich vooraf dient te informeren (bijvoorbeeld door een geschikte website te raadplegen) dan wel op de locatie moet uitstappen en aldaar dient na te gaan of parkeerbelasting betaald moet worden. Niet gebleken is dat belanghebbende voldoende onderzoek heeft gedaan naar de geldende regels over het betaald parkeren aan de Korenmarkt, aldus is dus niet voldaan aan de onderzoeksplicht.
Voorts slaagt het beroep op de door belanghebbende aangehaalde uitspraak van rechtbank Haarlem van 7 november 2007 niet reeds omdat de feiten en omstandigheden in die uitspraak niet vergelijkbaar zijn met de feiten en omstandigheden in de voorliggende zaak. Tot slot is met het gebruik van de kraskaart voor het parkeren op een betaald parkeerplek niet voldaan aan de vereiste betaling voor het parkeren. In de informatiefolder ‘Parkeren in Hoorn Informatie voor inwoners met een parkeervergunning’ is onder meer vermeld dat “Met een kraskaart kan uw bezoek de auto parkeren in het gebied waar alleen inwoners met een parkeervergunning mogen staan” en op de parkeerkraskaart staat “ de kaart is bedoeld voor eenmalig en maximaal vier uren in vergunningengebied centrum.” Ook hieruit volgt dat met het gebruiken van een kraskaart niet kan worden voldaan aan het betaald parkeren (in een betaald parkeren gebied). Het Hof merkt nog op dat het op de weg van belanghebbende lag zich (nader) op de hoogte te stellen van de voorwaarden voor het gebruik van een kraskaart.
5.5.
Alsdan maakt hetgeen door belanghebbende in hoger beroep is aangevoerd de conclusie niet anders; de naheffingsaanslag is terecht opgelegd. Het Hof neemt voorts hetgeen door de rechtbank is overwogen over en maakt dit tot de zijne. Aan rechtsoverweging 9 van de rechtbank voegt het Hof nog toe dat uit artikel 5.4.4. onder d in samenhang met artikel 10.3. aanhef en onder 2 van het Aanwijzings- en uitvoeringsbesluit 2018 (2) van de gemeente Hoorn blijkt dat de kraskaart niet geldig is op betaald parkeerplekken.
Slotsom
De slotsom is alsdan dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is en de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

6.Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet.

7.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mr. M.J. Leijdekker, lid van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Hogendoorn als griffier.
De beslissing is op 27 oktober 2020 uitgesproken en wordt openbaar gemaakt door publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.