Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
9 februari 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 20 januari 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1977, was in hoger beroep veroordeeld voor het opzettelijk telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat R.A. Dayala uit Amsterdam. In de schriftelijke verdediging werden klachten ingediend over de uitspraak van het hof. De advocaat-generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de ingediende klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor deze beslissing, aangezien de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand bleef.