ECLI:NL:GHAMS:2020:4136

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 januari 2020
Publicatiedatum
30 juni 2024
Zaaknummer
23-003213-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de opgelegde straf, die werd verhoogd naar een taakstraf van 60 uren. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 6 september 2018, waarin hij was veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.

Tijdens de zitting op 6 januari 2020 heeft de verdachte verklaard dat hij de elektriciteitsmeter niet had gemanipuleerd, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden rondom de meterstanden en de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de schuur bij de woning van de verdachte erop wijzen dat er wel degelijk sprake was van diefstal van elektriciteit. Het hof oordeelde dat de verdachte, die al elf jaar eigenaar was van de woning, verantwoordelijk was voor de situatie en dat zijn financiële problemen geen excuus vormden voor zijn handelen.

De op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof achtte de door de rechtbank opgelegde straf niet passend en sloot zich aan bij de vordering van de advocaat-generaal, die een zwaardere straf had geëist. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter ten aanzien van de straf en legde een taakstraf van 60 uren op, subsidiair 30 dagen hechtenis.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003213-18
datum uitspraak: 20 januari 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-210157-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de bewijsmotivering ten aanzien van feit 2 zal aanvullen.

Aanvullende bewijsmotivering feit 2

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit. De verdachte stelt dat hij de ijkzegels van de meter niet heeft verbroken en de kap niet heeft verwijderd. Uit het dossier blijkt ook niet dat de meter zodanig is aangepast dat stroom kon worden afgetapt achter de meter langs. De raadsman heeft voorts gesteld dat voor zover de meterstand zou zijn teruggedraaid dit geen diefstal oplevert.
Op 25 september 2017 wordt een hennepkwekerij aangetroffen in de schuur bij de woning van de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting van 6 januari 2020 verklaard dat, toen hij met de hennepkwekerij begon, de elektriciteitsmeter “als een dolle ging lopen”. Voorts volgt uit de door Liander verstrekte tabellen dat de meterstanden van 5 januari 2017 en 25 september 2017 gelijk zijn. Het hof is van oordeel dat het feit dat enerzijds de meter in deze periode wel liep, en klaarblijkelijk met flinke snelheid, maar anderzijds de meterstanden in voornoemde periode niet zijn gewijzigd, terwijl er een hennepkwekerij in bedrijf was, alleen kan worden verklaard doordat met de meter is gemanipuleerd. Hierdoor is wel afgenomen stroom niet geregistreerd, hetgeen kwalificeert als diefstal van elektriciteit. Dat de meter door een ander zou zijn gemanipuleerd en/of dat de verdachte hier niet van op de hoogte was, acht het hof niet aannemelijk. De verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij reeds elf jaren eigenaar is van de woning en daar alleen woont en dat de eerste vier jaren jaarlijks door de energieleverancier de meterstanden zijn opgenomen in de woning, waarbij geen melding is gemaakt van verbroken zegels.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg als feit 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie op naam van de verdachte van 19 december 2019 en voorts in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennepplanten. Het telen van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit. Kwekerijen waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net leveren (brand)gevaar op voor de omgeving. De verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en alleen gehandeld uit oogpunt van financieel gewin. De verdachte heeft bij de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep ook niet op overtuigende wijze laten merken dat hij inziet dat hij verkeerd heeft gehandeld. Dat hij in verband met financiële problemen niet anders kon dan een hennepkwekerij beginnen, acht het hof niet aannemelijk. De verdachte was in ieder geval wel in staat om aan het geld te komen dat nodig was om de hennepkwekerij te beginnen. Dat geld had hij ook anders kunnen besteden. Het hof acht de door de rechtbank opgelegde straf geen recht doen aan onderhavige zaak en sluit zich aan bij de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervooroverwogene, voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. N.A. Schimmel en mr. A.P.M. van Rijn, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 januari 2020.
=========================================================================
[…]