In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de opgelegde straf, die werd verhoogd naar een taakstraf van 60 uren. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 6 september 2018, waarin hij was veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
Tijdens de zitting op 6 januari 2020 heeft de verdachte verklaard dat hij de elektriciteitsmeter niet had gemanipuleerd, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden rondom de meterstanden en de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de schuur bij de woning van de verdachte erop wijzen dat er wel degelijk sprake was van diefstal van elektriciteit. Het hof oordeelde dat de verdachte, die al elf jaar eigenaar was van de woning, verantwoordelijk was voor de situatie en dat zijn financiële problemen geen excuus vormden voor zijn handelen.
De op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof achtte de door de rechtbank opgelegde straf niet passend en sloot zich aan bij de vordering van de advocaat-generaal, die een zwaardere straf had geëist. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter ten aanzien van de straf en legde een taakstraf van 60 uren op, subsidiair 30 dagen hechtenis.