ECLI:NL:HR:2021:591

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
20/03964
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en verzoek om contra-expertise in het kader van personen- en familierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag. De moeder, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een verzoek om contra-expertise in het kader van de beoordeling van het ouderlijk gezag, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming als verweerder is aangemerkt. De moeder was vertegenwoordigd door advocaat A.H. Vermeulen. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming West waren niet verschenen in deze procedure.

De Hoge Raad heeft de klachten van de moeder over de beschikking van het hof beoordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de moeder niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de moeder verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/03964
Datum16 april 2021
BESCHIKKING
In de zaak van
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: de moeder,
advocaat: A.H. Vermeulen,
tegen
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ROTTERDAM-DORDRECHT,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de raad,
niet verschenen.
Als belanghebbende is in hoger beroep aangemerkt:
de gecertificeerde instelling STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST,
hierna: de GI,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak C/10/589623 / JE RK 20-109 van de rechtbank Rotterdam van 28 februari 2020;
de beschikking in de zaak 200.278.844/01 van het gerechtshof Den Haag van 2 september 2020.
De moeder heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raad en de GI hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaat van de moeder heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
16 april 2021.