In deze zaak heeft Achmea Schadeverzekeringen N.V., handelende onder de naam Interpolis, beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 januari 2020. De zaak betreft een geschil over de uitleg van het begrip arbeidsongeschiktheid in het kader van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Interpolis, vertegenwoordigd door advocaat D.A. van der Kooij, heeft de Hoge Raad verzocht om het hofarrest te vernietigen. De verweerder, die in deze procedure niet bij naam is genoemd, heeft een verweerschrift ingediend waarin hij verwerping van het cassatieberoep heeft bepleit. De zaak is door de advocaten van beide partijen toegelicht, waarbij ook L. Tolatzis optrad voor Interpolis.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink was dat het cassatieberoep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom tot dit oordeel is gekomen, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In zijn beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en Interpolis veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 415,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 9 april 2021.