Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 20 december 2019 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie en ongegrondverklaring van het incidentele beroep in cassatie. [1]
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen [X] te [Z], België. De zaak betreft de fiscale behandeling van een Belgische pensioenregeling van een werknemer die in Nederland werkt. De belanghebbende, die in België woont en voor een Nederlands bedrijf werkt, had een pensioen opgebouwd in België en maakte aanspraak op een afkoopmogelijkheid van dat pensioen. De Hoge Raad moest beoordelen of de belastingheffing over de pensioenpremies in overeenstemming was met het gelijkheidsbeginsel, gezien de verschillende fiscale behandeling van grensarbeiders in Nederland en België.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de situatie van de belanghebbende gelijk was aan die van een Nederlandse grensarbeider die voor een Belgische werkgever werkt. De Hoge Raad concludeerde dat de fiscale behandeling van de Belgische pensioenregeling niet gelijkwaardig was aan die van de Nederlandse pensioenregelingen, en dat de Staatssecretaris terecht had betoogd dat het gelijkheidsbeginsel niet van toepassing was. De uitspraak van het Hof werd vernietigd en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd.
Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de fiscale behandeling van grensarbeiders en hun pensioenregelingen, en benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de fiscale regels in grensoverschrijdende situaties.