Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
5.Beslissing
13 april 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 april 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 23 december 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1967, had beroep in cassatie ingesteld tegen de opgelegde straf. De advocaat-generaal E.J. Hofstee concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf en de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak, behalve voor de vervangende hechtenis. De Hoge Raad oordeelde dat de vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel niet correct was toegepast en vernietigde de uitspraak van het hof op dat punt. Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twee jaren naar één jaar en elf maanden. De Hoge Raad heeft verder bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast in plaats van vervangende hechtenis.