ECLI:NL:HR:2021:504
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over overdrachtsbelasting en belang bij onroerendezaakrechtspersonen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen [X] MBH te [Z], Duitsland. De zaak betreft de vraag of de belanghebbende overdrachtsbelasting verschuldigd is voor de verkrijging van aandelen in onroerendezaakrechtspersonen. De belanghebbende, die optreedt als beheerder van een Sondervermögen, had in 2015 alle aandelen verkregen in drie Nederlandse onroerendezaakrechtspersonen en had hierover aangifte gedaan voor de overdrachtsbelasting. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelde dat de belanghebbende geen belang had bij de rechtspersonen, omdat zij geen aanspraak kon maken op de opbrengsten van de aandelen en deze niet tot haar vermogen behoorden. De Hoge Raad heeft het oordeel van het Hof vernietigd en geoordeeld dat de verkrijging van de juridische eigendom van de OZ-aandelen wel degelijk belastbaar is, ongeacht of het economische belang bij de aandelen bij de participanten in het Sondervermögen ligt. De Hoge Raad concludeert dat het middel terecht is voorgesteld en verklaart het beroep in cassatie gegrond, waarbij de uitspraken van het Hof en de Rechtbank worden vernietigd en het beroep ongegrond wordt verklaard.