Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.Daartoe heeft het hof, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen.
Met betrekking tot de stellingen van [eiser] over de schending van de zorgplicht met onderverzekering tot gevolg, stelt het hof vast dat als er geen onderverzekering bestond, een eventueel tekortschieten van [verweerster] niet tot schade heeft geleid en dat tekortschieten dan niet nader behoeft te worden onderzocht. (rov. 3.5.2-3.5.3)
Tegen deze achtergrond wordt eerst onderzocht of sprake is geweest van onderverzekering. (rov. 3.5.4)
[eiser] beroept zich op de waardering van [betrokkene 1] uit 2008 en [verweerster] beroept zich op de waarderingen van [betrokkene 2] en [betrokkene 3] uit 2002. Ook al raakte de taxatie uit 2002 [verweerster] niet rechtstreeks – de taxatie strekte immers tot vaststelling van de verplichtingen van Nationale Nederlanden jegens [eiser] (waarbij [verweerster] geen partij was) –, voor het antwoord op de vraag of en, zo ja, in hoeverre [eiser] aan [verweerster] verwijten zou kunnen maken dat zij hem niet voor de gevaren van onderverzekering had gewaarschuwd, mag [verweerster] zich er, in voorkomend geval, op beroepen dat de herbouwwaarde was vastgesteld op zodanige wijze dat [eiser] daaraan gebonden was, immers met behulp van taxaties conform de polisvoorwaarden. (rov. 3.5.4.2 en rov. 3.5.4.4, tweede alinea)
Het feit dat “[C]” gevolmachtigde was van Nationale Nederlanden betekende dat “[C]” Nationale Nederlanden kon binden, maar dat betekende niet dat “[C]”, of [verweerster], rechtens gebonden was aan in 2008 gedane toezeggingen van Nationale Nederlanden jegens [eiser], ook waar dat eigen verplichtingen van [verweerster] jegens [eiser] zou raken. (rov. 3.5.4.4, derde alinea)
In 2008 heeft [verweerster] zich nooit uitgelaten of gedragen op zodanige wijze dat [eiser] daaruit kon afleiden dat [verweerster] het inhoudelijk eens was met de berekening van [betrokkene 1]. In 2002 is volgens het hof van enig inhoudelijk bezwaar van [eiser] tegen de taxatie, waarmee ook de door [eiser] aangezochte taxateur akkoord was, niet gebleken. Onbetwist is verder dat Nationale Nederlanden op basis van deze taxatie wenste over te gaan tot uitkering van het schadebedrag. Of sprake was van onderverzekering was in het geheel niet aan de orde, laat staan dat Nationale Nederlanden daarop een beroep deed. (rov. 3.5.4.4, vierde alinea)
Onjuist is het standpunt van [eiser] dat bij gebreke van instemming van hemzelf met de bevindingen van zijn eigen expert hij daaraan niet gebonden zou zijn. Conform de polisvoorwaarden wordt de schade immers vastgesteld door twee experts, waarbij verzekeraar en verzekerde elk een expert benoemen. Dit impliceert dat de verzekerde gehouden is zich bij de uitkomst van de bevindingen van zijn eigen expert neer te leggen. In het geval dat de (experts van) verzekerde en verzekeraar het oneens zijn, bieden de polisvoorwaarden de mogelijkheid dat de taxateurs gezamenlijk een derde expert aanzoeken. In het onderhavige geval was echter geen sprake van een verschil tussen de beide taxateurs. (rov. 3.5.4.4, vijfde alinea)
Dit alles betekent dat [eiser] gebonden is aan de taxatie van 2002 en dat [verweerster] zich daarop ook mag beroepen. (rov. 3.4.5.5, zesde alinea)
De berekening van 2008 mag dan wel de basis vormen voor de verplichtingen van Nationale Nederlanden jegens [eiser], maar bewijst bij deze stand van zaken niet dat er, in 2001/2002, in 1996 of in 1972, daadwerkelijk van enige onderverzekering van betekenis sprake is geweest. De rechtsverhouding waarbinnen de bindende taxatie is overeengekomen is een heel andere dan die tussen [eiser] en [verweerster]. (rov. 3.5.4.4, zevende alinea)
Nu is gebleken dat [eiser] is gebonden aan de taxatie van 2002 en [verweerster] zich daarop ook mag beroepen, is een nader onderzoek naar de inhoudelijke juistheid van de diverse taxaties en berekeningen niet meer aan de orde. (rov. 3.5.4.5)
Dit alles leidt tot de conclusie dat het niet meer ter zake doet of [verweerster] haar zorgplicht als assurantietussenpersoon voorafgaand aan het moment waarop de schadeveroorzakende gebeurtenissen zich voordeden, hoe die ook moet worden ingevuld, naar behoren heeft vervuld. Een eventueel onvoldoende gevolggeven aan haar zorgverplichting in dit opzicht heeft immers niet tot schade geleid. (rov. 3.5.4.6)
Het verwijt dat [verweerster] [eiser] onjuist zou hebben geadviseerd door voor te stellen dat na de tweede woningbrand de beide woningbranden uit 2001 en 2002 afgewikkeld zouden worden als ware sprake geweest van één gebeurtenis, moet worden verworpen. (rov. 3.5.5.1-3.5.5.2)
Van aan [verweerster] toe te rekenen vertraging van de uitkering en van nalatigheid van [verweerster] wat betreft het bespoedigen van de uitkering, is geen sprake. (rov. 3.5.6.3)
Dit alles leidt tot de slotsom dat geen van de grieven doel treft en het vonnis van de rechtbank zal worden bekrachtigd. (rov. 3.5.8)