ECLI:NL:HR:2021:420

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
18 maart 2021
Zaaknummer
20/00973
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingontduiking door parlementslid in Sint Maarten met betrekking tot aangifte inkomstenbelasting en bedrijfsomzetbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft een parlementslid uit Sint Maarten dat gedurende een periode van zeven jaren zijn aangiften voor de inkomstenbelasting en de belasting op bedrijfsomzetten niet binnen de gestelde termijnen heeft ingediend. Dit leidde tot een nadeelbedrag van NAf 890.000, zoals vastgesteld onder artikel 49 van de Algemene Landsverordening (ALL) van Sint Maarten.

De verdachte heeft een beroep gedaan op de inkeerregeling, waarbij hij aanvoert dat hij een boekhoudster heeft ingeschakeld om zijn administratie en belastingzaken op orde te brengen. De Hoge Raad moest zich buigen over de vraag of de verdachte kan worden aangemerkt als degene die verplicht was om binnen de gestelde termijn aangifte te doen, zoals bedoeld in artikel 49 van de ALL. Dit roept de vraag op of de overtreding van artikel 49 een kwaliteitsdelict is en of de verplichting tot aangifte rustte op de verdachte als natuurlijke persoon of op zijn eenmansbedrijf.

De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/00973 C
Datum23 maart 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 5 maart 2020, nummer H-87/2018, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Th.J. Kelder, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 maart 2021.