In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een geschil over de buitengerechtelijke ontbinding van een koopovereenkomst van een auto en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder zijn arrest van 8 december 2017 (ECLI:NL:HR:2017:3091) en een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 januari 2020. De advocaat-generaal M.H. Wissink heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van eiser schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de klachten van eiser over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerster zijn begroot op nihil. Dit arrest is uitgesproken op 5 maart 2021.