De volgende bepalingen zijn van belang:
- artikel 36b lid 1, aanhef en onder 1° en 3°, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr):
“1. Onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden opgelegd:
1° bij de rechterlijke uitspraak waarbij iemand wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld;
(...)
3° bij de rechterlijke uitspraak waarbij, niettegenstaande vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan;
- artikel 36d Sr:
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn bovendien de aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, doch alleen indien de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.”
- artikel 353 leden 1 en 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv):
“1. In het geval van toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, van oplegging van straf of maatregel, van vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging neemt de rechtbank een beslissing over de met toepassing van artikel 94 inbeslaggenomen voorwerpen ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven. Deze beslissing laat ieders rechten ten aanzien van het voorwerp onverlet.
2. De rechtbank gelast, onverminderd artikel 351,
a. de teruggave van het voorwerp aan degene bij wie het in beslag is genomen;
b. de teruggave van het voorwerp aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt; of
c. indien geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, de bewaring van het voorwerp ten behoeve van de rechthebbende.”
- artikel 404 lid 1 Sv:
“1. Tegen de vonnissen betreffende misdrijven, door de rechtbank als einduitspraak of in de loop van het onderzoek ter terechtzitting gegeven, staat hoger beroep open voor de officier van justitie bij het gerecht dat het vonnis heeft gewezen, en voor de verdachte die niet van de gehele telastlegging is vrijgesproken.”
3.4.2Het hof heeft de inbeslaggenomen boksbeugel en wapenstok onttrokken aan het verkeer “nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang” en heeft als toepasselijke voorschriften onder andere de artikelen 36b en 36d Sr vermeld. Aldus heeft het deze maatregel kennelijk gegrond op artikel 36d Sr. Dat oordeel is zonder nadere motivering niet begrijpelijk, omdat uit de overweging van het hof niet kan volgen dat deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten als de door de verdachte begane feiten (blijkens de bewezenverklaringen overtredingen van de Opiumwet, diefstal en witwassen) of als feiten waarvan hij wordt verdacht, waaromtrent het hof immers niets heeft vastgesteld.