ECLI:NL:HR:2021:206

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
20/02003
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake WWB

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 maart 2020, nr. 19/1782 WWB. Dit beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. 18/4834) die betrekking had op een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, genomen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het openstellen van cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in deze specifieke situatie, aangezien het beroep in cassatie niet is toegestaan voor uitspraken die betrekking hebben op verzoeken om herziening van eerdere uitspraken van de Rechtbank.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/02003
Datum12 februari 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 maart 2020, nr. 19/1782 WWB, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. 18/4834) betreffende een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad ingevolge de Wet werk en bijstand (hierna: de WWB).

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechtelijke organisatie neemt de Hoge Raad alleen kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep als deze, die betrekking heeft op een verzoek om herziening van een uitspraak van de Rechtbank betreffende artikel 32, lid 1 van de WWB. Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2021.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 131 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.