ECLI:NL:HR:2021:1991

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
21/03328
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, die zich had beroepen op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 9 juli 2021. De griffier van de Hoge Raad had op 21 september 2021 geconstateerd dat belanghebbende niet voldeed aan de criteria voor betalingsonmacht en had belanghebbende op 28 september 2021 per aangetekende brief gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, met een termijn van vier weken voor betaling. Ondanks deze waarschuwing is het griffierecht niet voldaan.

Op 27 oktober 2021 heeft de griffier belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald, maar belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. De Hoge Raad oordeelt dat er geen grond is om te concluderen dat belanghebbende niet in verzuim is met het niet betalen van het griffierecht. De Hoge Raad stelt vast dat de heffing van het griffierecht niet zodanig is dat het voor belanghebbende onmogelijk of uiterst moeilijk is om beroep in cassatie in te stellen.

Daarom heeft de Hoge Raad op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 24 december 2021.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/03328
Datum24 december 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak op het verzet van de Rechtbank Den Haag van 9 juli 2021, nrs. SGR 20/7290 V, SGR 20/7292 V en SGR 20/7294 V.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
De griffier van de Hoge Raad (hierna: de griffier) heeft op 21 september 2021 een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst waarbij is meegedeeld dat aan de hand van de door haar verstrekte gegevens kan worden geconcludeerd dat niet wordt voldaan aan de criteria voor betalingsonmacht en dat daarom niet kan worden afgezien van het heffen van griffierecht. Tevens is daarin meegedeeld dat bij niet-tijdige betaling van het griffierecht het beroep in cassatie niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 28 september 2021 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgehaald op de afhaallocatie. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 27 oktober 2021 een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in het digitaal dossier van belanghebbende is eveneens op 27 oktober 2021 een notificatie verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven emailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 27 oktober 2021. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
De Hoge Raad is van oordeel dat geen grond aanwezig is voor het oordeel dat belanghebbende met het achterwege laten van betaling van griffierecht niet in verzuim is. In het bijzonder kan niet aan de hand van de in cassatie overgelegde gegevens worden geconcludeerd dat heffing van het ingevolge de wet verschuldigde bedrag aan griffierecht het voor belanghebbende onmogelijk, althans uiterst moeilijk, maakt om beroep in cassatie in te stellen. [1]
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb nietontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2021.