Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
21 december 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 22 oktober 2020 werd gewezen. De zaak betreft vastgoedfraude, waarbij de verdachte wordt beschuldigd van valsheid in geschrift en feitelijk leiding geven aan witwassen. De verdachte, geboren in 1946, heeft in cassatie beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaat J. Boksem heeft namens de verdachte cassatiemiddelen voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Deze uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de bewijsvoering in zaken van valsheid in geschrift en witwassen.