In deze zaak heeft Uniper Benelux N.V. (hierna: Uniper) cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof. De zaak betreft een geschil over de dekking van een CAR-verzekering en de vraag of de schade is ontstaan binnen de overeengekomen onderhoudstermijn. Uniper, vertegenwoordigd door advocaat K. Teuben, heeft het hof verzocht om het eerdere vonnis te herzien. Chubb European Group Limited (hierna: Chubb), de verzekeraar, heeft een verweerschrift ingediend, vertegenwoordigd door advocaten F.E. Vermeulen en B.F.L.M. Schim.
De Hoge Raad heeft de klachten van Uniper beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en Uniper veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Chubb zijn begroot op € 6.971,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak, als voorzitter, en de raadsheren M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock. De uitspraak vond plaats op 3 december 2021 en is openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff.