ECLI:NL:HR:2021:1733
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door A.H.G. Katz, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2012 en 2013, alsook een aanslag voor het jaar 2014 en boetebeschikkingen. De uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 19 januari 2021, waarin het hoger beroep van de Inspecteur en het incidenteel hoger beroep van belanghebbende werd behandeld, werd in cassatie aangevochten. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet gegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk werd het beroep in cassatie ongegrond verklaard.