ECLI:NL:HR:2021:1727
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 21 januari 2021. De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Het beroepschrift dat via het webportaal van de Hoge Raad was ingediend, voldeed niet aan de vereisten van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het geen gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 23 juni 2021 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 4 augustus 2021. Belanghebbende heeft op 25 juni 2021 per post de gronden ingediend, maar omdat hij digitaal procedeert, was het noodzakelijk dat dit stuk ook digitaal werd ingediend. De griffier heeft belanghebbende op 19 juli 2021 opnieuw de gelegenheid gegeven om dit digitaal te doen, maar belanghebbende heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Hierdoor heeft hij het verzuim niet hersteld. De Hoge Raad heeft daarom, met toepassing van artikel 6:6 Awb, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.