ECLI:NL:HR:2021:1708

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
20/01850
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de duur van gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel in moordzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een moord die in 2013 in Rotterdam heeft plaatsgevonden, waarbij de verdachte zijn zakenpartner en vriend heeft doodgeschoten met een vuurwapen, nadat hij ontdekte dat deze een relatie had met zijn vrouw. De Hoge Raad heeft zich in deze uitspraak gericht op twee belangrijke punten: de bewijsklachten en de duur van de gijzeling die is opgelegd in het kader van de schadevergoedingsmaatregel.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest van het hof, maar alleen voor zover het hof de gijzeling heeft bepaald op 365 dagen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat, indien de duur van de gijzeling meer dan 360 dagen bedraagt, deze moet worden vastgesteld op een jaar, waarbij onder een jaar 360 dagen moet worden verstaan. Dit is van belang omdat er een discrepantie bestond tussen de definities van een jaar in het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering.

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, behalve voor de bepaling van de duur van de gijzeling. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover deze de gijzeling op 365 dagen heeft vastgesteld en heeft bepaald dat de gijzeling voor de duur van ten hoogste een jaar kan worden toegepast. Het beroep is voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/01850
Datum23 november 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 12 juni 2020, nummer 22-001170-14, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest van het hof, maar uitsluitend voor zover het hof in het kader van de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel de gijzeling heeft bepaald op 365 dagen, tot bepaling van de duur van de gijzeling in het kader van de schadevergoedingsmaatregel op 360 dagen en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over de bepaling van de duur van de gijzeling bij de opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
3.2
Het hof heeft de verdachte de verplichting opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer het in het arrest vermelde bedrag te betalen. Het heeft de duur van de in dit kader toe te passen gijzeling bepaald op ten hoogste 365 dagen.
3.3
Het cassatiemiddel slaagt. De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof vernietigen voor zover daarbij de duur van de toe te passen gijzeling is bepaald op ten hoogste 365 dagen. Op grond van de redenen die staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 17 tot en met 21 geldt dat, als de duur van de toe te passen gijzeling meer dan 360 dagen bedraagt, deze duur moet worden bepaald op een jaar en dat in dit verband onder een jaar 360 dagen moet worden verstaan.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer gijzeling voor de duur van ten hoogste 365 dagen is toegepast;
- bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling voor de duur van ten hoogste een jaar kan worden toegepast;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 november 2021.