ECLI:NL:HR:2021:1649

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
20/01847
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onredelijk bezwarend karakter van beding in kredietovereenkomst en onderzoeksplicht van de bank

In deze zaak heeft ABN AMRO BANK N.V. cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 september 2019 en 17 maart 2020. De zaak betreft een kredietovereenkomst waarin de vraag centraal staat of een beding onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233, onder a, van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad heeft de klachten van ABN AMRO over de arresten van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. Dit oordeel is gegeven zonder dat de Hoge Raad hoeft te motiveren waarom, aangezien het niet nodig is om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De zaak is behandeld met inachtneming van de processtukken en de conclusies van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink, die tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep heeft geconcludeerd. De Hoge Raad heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op deze conclusie te reageren. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad in het principale beroep het beroep van ABN AMRO verworpen en de bank veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Tevens is er een veroordeling uitgesproken voor de kosten aan de zijde van de verweerder.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 5 november 2021 en is openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk, vooral met betrekking tot de onderzoeksplicht van banken en de beoordeling van kredietovereenkomsten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/01847
Datum5 november 2021
ARREST
In de zaak van
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidentele cassatieberoep,
hierna: ABN AMRO,
advocaat: F.E. Vermeulen,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, eiser in het incidentele cassatieberoep,
hierna: [verweerder],
advocaat: M.E. Bruning.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/16/443038/HA ZA 17-597 van de rechtbank Midden-Nederland van 26 april 2017, 19 juli 2017 en 22 november 2017;
de arresten in de zaak 200.234.360 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 april 2018, 23 april 2019, 17 september 2019 en 17 maart 2020.
ABN AMRO heeft tegen de arresten van het hof van 17 september 2019 en 17 maart 2020 beroep in cassatie ingesteld. [verweerder] heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor ANM AMRO mede door J.M.B. Cramwinckel.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het principale en het incidentele cassatieberoep.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt ABN AMRO in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien ABN AMRO deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;

in het incidentele beroep:

  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ABN AMRO begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [verweerder] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff, S.J. Schaafsma en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
5 november 2021.