In deze zaak heeft [eiseres] B.V. (in liquidatie) cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een no cure no pay-afspraak tussen een adviesbureau en een advocatenkantoor in verband met een legionellabesmetting. Het hof had eerder geoordeeld dat het advocatenkantoor verzuimd had om de opvolgend advocaat te informeren over deze afspraak. Dit verzuim leidde tot vragen over de schadevaststelling en of nakoming van de afspraak tot enige vergoeding zou hebben geleid.
De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseres] over het arrest van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van het arrest. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel was genomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft [verweerster] een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld, dat geen behandeling behoeft nu het principale beroep niet tot vernietiging leidt. De Hoge Raad heeft [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 2.830,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Het arrest is gewezen op 5 november 2021.