ECLI:NL:HR:2021:1647

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
20/00931
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over no cure no pay-afspraak tussen adviesbureau en advocatenkantoor met betrekking tot legionellabesmetting

In deze zaak heeft [eiseres] B.V. (in liquidatie) cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een no cure no pay-afspraak tussen een adviesbureau en een advocatenkantoor in verband met een legionellabesmetting. Het hof had eerder geoordeeld dat het advocatenkantoor verzuimd had om de opvolgend advocaat te informeren over deze afspraak. Dit verzuim leidde tot vragen over de schadevaststelling en of nakoming van de afspraak tot enige vergoeding zou hebben geleid.

De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseres] over het arrest van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van het arrest. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel was genomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft [verweerster] een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld, dat geen behandeling behoeft nu het principale beroep niet tot vernietiging leidt. De Hoge Raad heeft [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 2.830,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Het arrest is gewezen op 5 november 2021.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/00931
Datum5 november 2021
ARREST
In de zaak van
[eiseres] B.V. (in liquidatie),
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [eiseres],
advocaat: M.J. van Basten Batenburg,
tegen
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [verweerster],
advocaat: F.M. Dekker.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar:
zijn arrest in de zaak 17/01799, ECLI:NL:HR:2018:1098 van 6 juli 2018;
het arrest in de zaak 200.249.766/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 december 2019.
[eiseres] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerster] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor [verweerster] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het principale beroep;
  • veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 2.830,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, C.H. Sieburgh en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
5 november 2021.