Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in feitelijke instanties en in cassatie
2.Het geding na verwijzing
3.De beoordeling
- i) [appellante] exploiteert sinds haar oprichting (in 1994) een adviesbureau voor milieu- en volksgezondheidsvraagstukken.
- ii) Eind februari 1999 werd op de bloemententoonstelling ‘de Westfriese Flora’ te [vestigingsplaats] een whirlpool geëxposeerd, die een bron van legionella-infectie was.
- iii) [geïntimeerde] heeft de zaken van enkele slachtoffers van deze legionellabesmetting behandeld.
- iv) [appellante] heeft [geïntimeerde] benaderd, omdat de bestuurder van [appellante] , [de bestuurder van appellante] , deskundig is op het gebied van legionellabesmetting. Na een telefoongesprek heeft [appellante] [geïntimeerde] op 3 mei 1999 een brief gezonden, waarin zij mededeelt dat zij als adviesbureau bijstand kan leveren met betrekking tot de technische en wettelijke aspecten van de gevallen van legionellose. [geïntimeerde] heeft hierop gebruik gemaakt van de diensten van [de bestuurder van appellante] als deskundig adviseur in de legionellazaak.
- v) Bij brief van 6 december 2002 heeft [appellante] , op verzoek van [geïntimeerde] , een ‘kostenopgave’ voor 97 uren ad € 160,--, in totaal € 15.520,--, toegezonden aan [geïntimeerde] .
- vi) In 2009 en 2010 heeft [appellante] enkele brieven aan [geïntimeerde] gezonden waarin zij om betaling verzoekt van, kort gezegd, het onder (v) genoemde bedrag.
- vii) [geïntimeerde] heeft de behandeling van de zaken van slachtoffers van de legionellabesmetting op enig moment na 2002 gestaakt. De behandeling van een aantal van die zaken heeft zij toen overgedragen aan mr. De Koning, die verbonden was aan een ander advocatenkantoor.
3.3.1 Het middel keert zich uitsluitend tegen rov. 2.3 onder (a) van het tweede tussenarrest, waarin het hof het bij antwoordakte na het eerste tussenarrest gevoerde verweer van [geïntimeerde] verwerpt dat [appellante] geen schade heeft geleden door haar (door het hof in rov. 4.5 van zijn eerste tussenarrest vastgestelde) wanprestatie, nu op haar voormalige cliënt die uiteindelijk schadevergoeding heeft verkregen wegens de blootstelling aan legionella, geen verplichtingen jegens [appellante] rustten ter zake van de door deze verrichte werkzaamheden, bij gebreke van een contractuele verplichting daartoe. Het hof heeft terzake overwogen:
’
de vordering van [appellante] zou hebben meegenomen in de procedure, want waarom zou hij? Aan moeilijke discussies was immers al geen gebrek. Een moeilijke en dus kostbare discussie over de hoogte van het door [appellante] gevorderde bedrag kon hij dus missen als kiespijn.Daarbij is het rapport van [appellante] in zijn procedure nooit van enige relevantie geweest.