ECLI:NL:HR:2021:1493

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
19/01900
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens het niet indienen van cassatiemiddelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verdachte, geboren in 1951. Het beroep was ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 april 2019. De verdachte had geen cassatiemiddelen ingediend, wat een vereiste is volgens de wet. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep, omdat de verdachte niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichting om tijdig een schriftuur met cassatiemiddelen in te dienen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroep van de verdachte niet in behandeling kan worden genomen, zoals bepaald in artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/01900
Datum12 oktober 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 april 2019, nummer 20-002450-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Cassatiemiddelen zijn namens deze niet voorgesteld.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 oktober 2021.