ECLI:NL:HR:2021:1433
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan bevoegdheid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van J. van den Top, die het beroep had ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 april 2021. Het beroep in cassatie was ingesteld namens een partij aangeduid als [X] te [Z]. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift niet de vereiste machtiging of verklaring had overgelegd waaruit bleek dat hij bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen. De griffier van de Hoge Raad had de indiener verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen, maar dit was niet gebeurd. Hierdoor concludeerde de Hoge Raad dat de indiener niet bevoegd was en verklaarde het beroep in cassatie niet-ontvankelijk. De Hoge Raad heeft geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, omdat er geen aanleiding voor was. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.