Uitspraak
1.Het eerste geding in cassatie
2.Het tweede geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Proceskosten
5.Beslissing
F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 september 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de Staatssecretaris van Financiën. De belanghebbende, vertegenwoordigd door M.J.C. Merkus, had beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 27 januari 2021, waarin een verzoek om ambtshalve vermindering van de inkomstenbelasting voor het jaar 2014 werd behandeld. De Hoge Raad had eerder, op 10 juli 2020, een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft het middel dat door de belanghebbende was voorgesteld beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat dit middel niet kon leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het middel niet tot een andere uitkomst leidde, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag in stand bleef.