ECLI:NL:HR:2020:1245
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake ambtshalve vermindering aanslag inkomstenbelasting en interne compensatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen [X] te [Z]. De zaak betreft een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2014. De Staatssecretaris had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 24 september 2019, waarin het Hof had geoordeeld dat de op belanghebbende verhaalde loonheffing van € 117.000 mag worden verrekend met de aanslag IB/PVV. Dit oordeel was gebaseerd op de vraag of de Inspecteur een beroep had gedaan op interne compensatie, wat volgens het Hof niet expliciet was gebeurd.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de Inspecteur in hoger beroep zonder voorbehoud had aangegeven dat hij de inkomstenbelasting over het na te vorderen loonbestanddeel wenste te verrekenen met de nageheven loonbelasting. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof dat de Inspecteur expliciet de term 'interne compensatie' had moeten gebruiken, blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad concludeerde dat het bestreden oordeel van het Hof onbegrijpelijk was en dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling en beslissing.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de communicatie van de Inspecteur in belastingzaken en de voorwaarden waaronder interne compensatie kan worden ingeroepen. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op de verrekening van belastingaanslagen en de rol van de Inspecteur in het proces.