ECLI:NL:HR:2021:1377
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen informatiebeschikking door de gemeente Huizen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 september 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE HUIZEN. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 december 2020, nr. 20/00316, die op zijn beurt voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland (nr. UTR 19/2768) betreffende een informatiebeschikking die aan belanghebbende was gegeven. Belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Oosters, heeft een aantal middelen voorgesteld in het cassatieberoep. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen, vertegenwoordigd door R.J. Ligthart, heeft een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard en belanghebbende een termijn van vier weken gegeven, te rekenen vanaf de datum van het arrest, om te voldoen aan de verplichtingen die in de informatiebeschikking zijn neergelegd. Dit arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 24 september 2021.