ECLI:NL:HR:2021:1333
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de schenkbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 september 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) in de schenkbelasting. De belanghebbende, vertegenwoordigd door J.A.H. Schilderinck en R.H.M. Loves, had een beroep gedaan op de BOF na het verkrijgen van aandelen in [X1] B.V. van haar vader. De Inspecteur had de BOF niet toegepast bij de aanslag in de schenkbelasting, wat leidde tot hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het Hof oordeelde dat de BV geen materiële onderneming drijft zoals vereist voor de toepassing van de BOF. Het Hof stelde vast dat de activiteiten van de BV, die voornamelijk bestonden uit de verhuur van garageboxen en bedrijfsruimten, niet meer omvatten dan normaal vermogensbeheer. De belanghebbende had niet aangetoond dat de aard en omvang van de werkzaamheden van de BV meer waren dan gebruikelijk voor vastgoedbeheerders. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. De Hoge Raad oordeelde dat de belanghebbende niet had voldaan aan de last om aannemelijk te maken dat de BV een materiële onderneming drijft, en dat de gestelde rendementen niet bruikbaar waren als vergelijkingsmaatstaf. De proceskosten werden niet toegewezen.