ECLI:NL:HR:2021:1317

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
17 september 2021
Zaaknummer
21/00473
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Den Haag inzake belastingkwestie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 september 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 2 februari 2021, waarin een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 8 oktober 2020 werd behandeld. Belanghebbende, vertegenwoordigd door J.M.C. Niederer, heeft een klacht ingediend tegen de uitspraak van de Rechtbank. Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, vertegenwoordigd door E.T.M. van Kesteren, heeft een verweerschrift ingediend. Na beoordeling van de klacht heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat deze niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de beoordeling van de klacht niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/00473
Datum17 september 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende),
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING GOUWE-RIJNLAND
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 2 februari 2021, nr. SGR 20/4905 V, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 8 oktober 2020.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door J.M.C. Niederer, heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld en daarbij een klacht aangevoerd.
Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, vertegenwoordigd door E.T.M. van Kesteren, heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klacht

De Hoge Raad heeft de klacht over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klacht niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klacht is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2021.