Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
13 juli 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 12 december 2019. De zaak betreft een verdachte die in hoger beroep is gegaan, maar waarbij de pleitnota die door de raadsman was overgelegd, niet in het dossier aanwezig was. De raadsman heeft op basis van artikel 4.3.6.3 van het Procesreglement Hoge Raad verzocht om toezending van een afschrift van deze pleitnota, maar deze bleek in het ongerede geraakt te zijn. Hierdoor kon de Hoge Raad niet nagaan of er op de terechtzitting verweren zijn gevoerd of dat er onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht. Dit gebrek in de processtukken leidde tot de conclusie dat het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep nietig was. De Hoge Raad heeft daarom de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan.
De uitspraak benadrukt het belang van een volledige processtukken en de noodzaak voor de verdediging om ervoor te zorgen dat alle relevante documenten beschikbaar zijn tijdens de rechtszitting. Het ontbreken van de pleitnota heeft geleid tot een fundamentele schending van het recht op een eerlijk proces, wat de Hoge Raad noopte tot deze ingrijpende beslissing.