ECLI:NL:HR:2021:1072
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juli 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, die woonachtig is in Marokko. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 20 juli 2020, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam werd behandeld. De zaak betrof een besluit van de Sociale Verzekeringsbank ingevolge de Algemene Ouderdomswet.
Belanghebbende had niet gekozen voor een domicilieadres in Nederland en had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende herhaaldelijk verzocht om het griffierecht te voldoen, maar belanghebbende heeft hier geen gehoor aan gegeven. Ondanks meerdere aanmaningen, waaronder aangetekende brieven, is het griffierecht niet betaald en heeft belanghebbende ook geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te verklaren waarom de betaling niet tijdig heeft plaatsgevonden.
De Hoge Raad heeft op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren.