ECLI:NL:HR:2021:1067

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
2 juli 2021
Zaaknummer
20/00037
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over zware mishandeling en de kwalificatie van zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van zware mishandeling, waarbij hij op 13 juli 2017 met een mes een snee en/of een (blijvend) litteken in de lip van het slachtoffer had toegebracht. Het hof had vastgesteld dat de verdachte zwaar lichamelijk letsel had veroorzaakt, maar de Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het hof niet toereikend gemotiveerd was. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2018:1051) over de kwalificatie van zwaar lichamelijk letsel. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had vastgesteld over het uitzicht op herstel en de aanwezigheid van restschade, wat essentieel is voor de kwalificatie van het letsel als zwaar lichamelijk letsel. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de feitenrechter bij de kwalificatie van letsel in strafzaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/00037
Datum6 juli 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 december 2019, nummer 21-004876-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte ] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, teneinde deze op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat het oordeel van het hof dat sprake is van “zwaar lichamelijk letsel”, ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 13 juli 2017 te [plaats] aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snee en/of een (blijvend) litteken in de lip, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] met een mes in de lip te snijden.”
2.2.2
De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. een ambtsedig proces-verbaal van aangifte met nummer PL0900-2017216002-1, d.d. 15 juli 2017, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, voor zover — zakelijk weergegeven — inhoudende de verklaring van [slachtoffer] :
Op donderdagavond 13 juli 2017 was ik in [plaats] . Ik was op de [a-straat 1] . Ik huur daar namelijk een kamer. Het is een woning welke bestemd is voor kamerverhuur. Er wonen momenteel twee Poolse mensen en een zoon, [verdachte ] . Dit is de zoon van de verhuurster. [verdachte ] is degene die mij op bovengenoemde dag heeft aangevallen en mij heeft verwond in mijn gezicht.
Op bovengenoemde dag was ik aan het slapen in mijn kamer. Er werd meerdere keren gebeld en er werd geklopt aan de voordeur. Ik werd geïrriteerd omdat ik aan het rusten was. Ik schreeuwde dat die zoon de voordeur open moest doen. Na drie keer bellen, heb ik de voordeur open gedaan en ik zag dat het een bezorger was. Ik weet niet meer wat voor voedsel hij kwam brengen. Ik was zo geïrriteerd dat ik naar de zolder ben gegaan. Ik riep dat er weer een bezorger was en of hij niet gewoon de deur eerder open kan doen. Ik was boos en geïrriteerd. Ik was niet helemaal naar de zolder gelopen, maar ik stond dit op de trap te schreeuwen, dit was tussen de eerste en tweede verdieping in. Ik hoorde dat hij de deur van zijn kamer opendeed. Ik ben zelf weer naar mijn eigen kamer gegaan. Mijn deur kan niet op slot. Ik had mijn deur dichtgedaan en wilde weer gaan slapen. Ineens kwam [verdachte ] aan mijn deur. Ik zag dat de deur open vloog. Ik zag zijn blik en ik schrok hiervan. Ik ben toen mijn kamer uitgelopen en ik ben naar de keuken gegaan. Ik hoorde [verdachte ] in het Engels schreeuwen: “Kom dan!” Ik ben toen naar de keuken gelopen. [verdachte ] bleef schreeuwen. Ik zag dat hij een mes pakte uit een afdruiprek met de net afgewassen borden. Ik zei tegen hem: “Doe het mes weg.” Ik zag dat [verdachte ] met zijn linkerhand het mes vasthield. Ik zag dat hij mijn richting op kwam. Ik kon niet wegkomen, want ik stond bij de muur. Ik heb hem toen met beide handen bij zijn schouders vastgegrepen om afstand tussen ons te krijgen. Ik zag dat [verdachte ] het mes omhoog deed in de richting van mijn mond. Ik voelde toen direct pijn aan mijn mond. Ik voelde dat [verdachte ] mij had geraakt met het mes. Ik voelde dat er een stukje vlees aan mijn mond hing. Ik kan het niet anders omschrijven dan dat, eigenlijk. Het was een heel raar gevoel.
2. een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL0900-2017216002-5, d.d. 13 juli 2017, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de bevindingen van voornoemde verbalisant:
Omstreeks 18.52 uur kregen [verbalisant 3] en ik de portofonische melding om te gaan naar de [a-straat 1] alwaar een steekpartij had plaatsgevonden. De dader zou een zwarte trui dragen en een rode broek. Te 19.00 uur kwamen collega [verbalisant 3] en ik ter plaatse. Na aankloppen zag ik dat de deur werd geopend door een persoon met een flinke wond bij zijn lip.
Ik zag dat het slachtoffer achteruit de gang in liep en gebaarde dat ik moest binnenkomen. Ik hoorde het slachtoffer zeggen “He's upstairs. He cut me, he did this”. Hierbij gebaarde het slachtoffer naar zijn lip. Vervolgens hoorde ik wat gestommel op de trap en zag ik een man met zwarte bovenkleding en een rode broek de trap af lopen. Ik zag ook dat die man in zijn linkerhand een groot keukenmes vasthield. De man was ongeveer halverwege de trap. Ik riep “Laat dat mes vallen”. Ik zag dat de man het mes liet vallen en dat het mes halverwege de trap bleef liggen terwijl de verdachte verder de trap af liep. Ik zag dat het mes een scherp keukenmes was, wit van kleur met een groen handvat.
3. Een schriftelijk bescheid, zijnde een letselrapportage van GGD Flevoland met betrekking tot [slachtoffer] d.d. 28 juli 2017, opgemaakt door S. van den Berg, forensisch arts, voor zover inhoudende:
Opgegeven toedracht: De zoon van de huiseigenaar viel hem aan met een mes. Hij werd in het gezicht gestoken. Daarbij liep hij een steek-/snijwond op in de bovenlip, die door en door was.
SEH diagnose: door ambulance naar de SEH van het Flevoziekenhuis vervoerd. Daar werd de lip gehecht met vier hechtingen.
Letselbeschrijving
Lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: Steek-/snijwond aan de bovenlip rechts, vlakbij de mondhoek van circa 1 cm. lengte, gehecht met een viertal hechtingen. Loopt door naar de binnenzijde van de lip.
Soort: Steekwond
Past bij toedracht: Het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door de onderzochte persoon aangegeven toedracht.
4. een ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL0900-2017216002-16, d.d. 16 juli 2017, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , agent van politie Eenheid Midden-Nederland, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik lag rustig op bed muziek te luisteren met de deur open zodat ik de bel kon horen. Ik had namelijk eten besteld. Ik heb de bel niet gehoord. Die jongen was aan het slapen hoorde ik. Hij was pisnijdig en kwam heel boos naar boven. Hij begon te schreeuwen tegen mij, dat ik hun op mijn mobiel moest laten bellen en niet aan te laten bellen. Ik schrok dat hij zo boos was omdat er aangebeld werd. Hij liep naar beneden en gooide de deur heel hard dicht. Ik ging daarom verhaal halen bij hem en maakte zijn deur open. Hij kwam zijn kamer uit. Ik hoorde hem zeggen: ‘What are you gonna do?’ Hij duwde mij toen naar achteren. Ik gaf hem een duw terug. Er begon heen en weer geduwd te worden. De bezorger wilde ons uit elkaar houden. Dat lukte niet. Er werd heen en weer gerommeld. Ik ging mijn kip snijden dus ik had een mes in mijn handen. Ik hoorde de bezorger zeggen: Geef dat mes! [slachtoffer] duwde mij opzij en hierdoor viel het mes op de grond. Ik zei tegen de bezorger pak het mes op. Nadien ben ik naar boven gelopen. Maar ik had het mes in mijn hand. Ik had het volgens mij op de trap gelegd.
5. De door verdachte in ter terechtzitting van 9 december 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Omdat ik mijzelf moest verdedigen heb ik dat mes gepakt. Ik heb dat mes aan [slachtoffer] getoond om hem op afstand te houden.
6. een ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0900-2017216002-10, d.d. 14 juli 2017, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , agent van politie Eenheid Midden-Nederland, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de verklaring van J.T. Tuinfort:
Op donderdag 13 juli omstreeks 18:45 uur was ik bij het adres [a-straat 1] te [plaats] . Ik was daar om een bestelling af te leveren. Ik ben werkzaam als bezorger voor het restaurant de New Lung Ma gevestigd te [plaats] .
De deur ging heel snel open en de bewoner kwam geïrriteerd op mij over. Ik zag dat er een blanke man de deur open deed. Ik zei tegen de man: ‘U heeft toch besteld?!’ Ik hoorde en zag dat de man geen antwoord gaf op mijn vraag en de deur weer dicht deed.
Ik hoorde in de woning gerommel. Ik hoorde iemand zeggen: ‘Als je een probleem heb moet je het zeggen’. Ik hoorde dat er een discussie ontstond tussen twee personen. Ik hoorde dat het volgende over en weer gezegd werd: ‘Doe normaal, als je een probleem heb zeg het dan’, ‘Ga niet gek doen, niet stoer doen’. Ik hoorde dat het mannenstemmen waren.
Ik zag dat een getinte jongen de voordeur open deed. Degene die de deur opendeed had besteld. Op de bon stond de naam van degene die besteld had. De naam was: [verdachte ] . Ik zag dat [verdachte ] naar de keuken toe liep. Ik zag dat de blanke jongen de woonkamer uit kwam lopen. Ik zag dat er een worsteling ontstond tussen de blanke en [verdachte ] .
7. een proces-verbaal van verhoor getuige door de raadsheer-commissaris op 8 oktober 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de verklaring van J.T. Tuinfort:
De deur ging open, de donkere jongen had het mes in zijn hand, de blanke jongen stond tegenover hem, de blanke jongen had de donkere jongen ineens in de houdgreep, het mes kwam op de grond terecht en toen duwde de donkere jongen de blanke jongen tegen de muur aan.”
2.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder onder meer het volgende overwogen:
“Uit het dossier volgt dat aangever [slachtoffer] en verdachte in dezelfde woning woonachtig waren. Aangever [slachtoffer] woonde op de begane grond en verdachte maakte gebruik van de zolderverdieping. Op 13 juli 2017 had verdachte eten besteld. Omstreeks 18.45 uur belde de bezorger aan en op dat moment lag aangever [slachtoffer] te slapen. Omdat verdachte niet reageerde op het aanbellen, raakte [slachtoffer] geïrriteerd. [slachtoffer] is richting de zolderverdieping gelopen en heeft verdachte geroepen. Hierna is [slachtoffer] teruggegaan naar zijn kamer. Verdachte wilde verhaal halen op [slachtoffer] en opende de deur van diens kamer. Vervolgens ontstond een woordenwisseling, die uitliep in een worsteling tussen verdachte en [slachtoffer] . Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij een mes heeft gepakt om zichzelf te verdedigen en dat hij dit mes aan ook [slachtoffer] heeft getoond. [slachtoffer] verklaarde dat hij vervolgens verdachte bij zijn schouders heeft vastgegrepen om verdachte op afstand te houden. Op dat moment zag [slachtoffer] dat verdachte het mes omhoog deed in de richting van de mond van [slachtoffer] . [slachtoffer] voelde dat verdachte hem met het mes had geraakt en dat er een stuk vlees aan zijn mond hing. Om omstreeks 19.00 uur kwam verbalisant [verbalisant 2] ter plaatse. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat [slachtoffer] een flinke wond bij zijn lip had. De wond zag eruit als een snee die vanaf de linkerkant van de bovenlip omhoog liep. [verbalisant 2] hoorde [slachtoffer] zeggen: “He’s upstairs. He cut me, he did this”. Vervolgens hoorde [verbalisant 2] gestommel op de trap en zag zij verdachte van de trap af komen lopen met een keukenmes in zijn hand. Uit de op 28 juli 2017 door een forensisch arts opgemaakte letselverklaring blijkt dat er bij [slachtoffer] sprake is van een steek-/snijwond aan de bovenlip, vlakbij de mondhoek en dat die wond doorloopt naar de binnenzijde van de lip. De arts constateert dat het letsel goed kan passen bij de door [slachtoffer] aangegeven toedracht.
(...)
Het hof acht bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte had onenigheid met [slachtoffer] en heeft met hem geworsteld. Verdachte heeft een mes gepakt en dat getoond in de richting van [slachtoffer] . Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer] met het mes verwond. Deze handelswijze van verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard.”
2.3
In zijn arrest van 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051 is de Hoge Raad ingegaan op de vraag wanneer sprake is van zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). In dit arrest wordt onder meer het volgende overwogen:
“2.4. Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. (...)
2.7.
Een ander mogelijk gezichtspunt betreft het uitzicht op herstel. Daarbij geldt – ook buiten de situatie waarin operatief ingrijpen heeft plaatsgevonden – dat van zwaar lichamelijk letsel niet alleen sprake kan zijn indien het uitzicht op herstel in belangrijke mate ontbreekt, doch ook indien het letsel gepaard gaat met een langere periode van herstel of van onzekerheid over de mogelijkheid en de mate van herstel. Voorts kan van belang zijn in hoeverre tijdens de periode van herstel sprake is van pijn en/of fysieke beperkingen. Daarom is bijvoorbeeld de enkele vaststelling dat sprake is van een (al dan niet zware) hersenschudding, niet toereikend voor de kwalificatie “zwaar lichamelijk letsel”; daarvoor zijn nadere vaststellingen noodzakelijk (vgl. HR 23 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:89).
In voorkomende gevallen kan in de beoordeling voorts worden betrokken of restschade aanwezig is, in het bijzonder in de vorm van één of meerdere littekens. Daarbij kunnen van belang zijn het uiterlijk en de ernst van het litteken en daarmee samenhangend de mate waarin dat litteken het lichaam ontsiert, en eventueel of in verband met dat litteken – langdurige – pijnklachten (hebben) bestaan.
2.8.
De beantwoording van de vraag of letsel als “zwaar lichamelijk letsel” moet worden aangemerkt, is (...) in belangrijke mate voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt. Zijn oordeel dienaangaande kan in cassatie slechts in beperkte mate worden getoetst. Indien echter uit de bestreden beslissing niets blijkt omtrent de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel zal dat aanleiding kunnen geven tot cassatie.”
2.4
Het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte zwaar lichamelijk letsel, bestaande uit een snee en/of een (blijvend) litteken in de lip, heeft toegebracht. Uit de bewijsvoering blijkt dat het gaat om een steek-/snijwond vlakbij de mondhoek van circa één centimeter die doorloopt naar de binnenzijde van de lip en die “door en door” was en is gehecht met vier hechtingen. Het uitsluitend op deze vaststellingen gebaseerde oordeel van het hof dat zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 302 Sr is toegebracht, is – mede gelet op wat hiervoor is vooropgesteld – niet toereikend gemotiveerd, nu het hof geen nadere vaststellingen heeft gedaan over bijvoorbeeld het uitzicht op (volledig) herstel en de aanwezigheid van restschade.
2.5
De klacht is terecht voorgesteld.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het restant van het eerste cassatiemiddel en van het tweede en het derde cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 juli 2021.