ECLI:NL:HR:2021:1039

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
20/00906
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van samenwoning en verdeling van een eenvoudige gemeenschap in cassatie

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres tot cassatie, beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De man, verweerder in cassatie, heeft een (gedeeltelijk voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep ingesteld. De advocaten van beide partijen hebben verweerschriften ingediend en de zaak is toegelicht. De Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem heeft geconcludeerd tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep. De Hoge Raad heeft het procesverloop in feitelijke instanties uiteengezet, verwijzend naar eerdere vonnissen van de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag. Na beoordeling van de klachten over het arrest van het hof, heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. In de beslissing heeft de Hoge Raad het principale en incidentele beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het arrest is gewezen op 2 juli 2021.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/00906
Datum2 juli 2021
ARREST
In de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie, verweerster in het (gedeeltelijk voorwaardelijk) incidentele cassatieberoep,
hierna: de vrouw,
advocaat: C.G.A. van Stratum,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats], Italië,
VERWEERDER in cassatie, eiser in het (gedeeltelijk voorwaardelijk) incidentele cassatieberoep,
hierna: de man,
advocaat: H.J.W. Alt.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/09/539101/HA ZA 17-946 van de rechtbank Den Haag van 27 juni 2018;
het arrest in de zaak 200.247.093 van het gerechtshof Den Haag van 10 december 2019.
De vrouw heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De man heeft (gedeeltelijk voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het principale en het incidentele cassatieberoep.
De advocaat van de man heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale en het incidentele beroep:
 verwerpt het beroep;
 compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, H.M. Wattendorff en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
2 juli 2021.