ECLI:NL:HR:2021:1008
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake proceskosten en griffierecht
In deze zaak heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door J. van Gemert, beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 10 maart 2020. Deze uitspraak betrof een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, waarin belanghebbende verzocht om een veroordeling in de proceskosten en een vergoeding van griffierecht. Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door J.G. Bakker, heeft een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 25 juni 2021 door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.