Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
(...)
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
12 januari 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in de Klimop-zaak, waarbij de betrokkene, een oud-notaris, betrokken was. De zaak betreft de vraag of bij de ontneming rekening moet worden gehouden met belastingheffing. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerder arrest (ECLI:NL:HR:1998:ZD0947) en stelt dat de rechter bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel geen rekening hoeft te houden met belastingheffing. Dit mechanisme is gebaseerd op de veronderstelling dat het bedrag dat de betrokkene als voordeel kan worden ontnomen ook in de belastingheffing is betrokken.
De betrokkene heeft aangevoerd dat niet hij, maar zijn B.V. vennootschapsbelasting verschuldigd is geworden. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof, dat de belastingschuld van de B.V. niet in aanmerking hoeft te worden genomen bij de schatting van het door de betrokkene verkregen voordeel, zonder nadere motivering niet begrijpelijk is. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.
De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de fiscale aspecten van ontnemingsprocedures en de verhouding tussen strafrecht en belastingrecht. De Hoge Raad benadrukt dat de fiscale consequenties van de ontnemingsmaatregel niet door de strafrechter hoeven te worden meegenomen, wat leidt tot een evenwichtig resultaat in de toepassing van het strafrecht.